M.- en N.-Japan; 1,5 m.
Synoniem: Azálea albréchtii KUNTZE.
Jonge twijgen klierachtig behaard, rood-bruin; bladeren breed-elliptisch of omgekeerd-eivormig, 4-12 cm lang, rand gezaagd, gewimperd, onderzijde grijsviltig behaard, meestal 5 bijeenstaande aan het einde der twijgen. Bloeit gelijk met de bladontwikkeling;
kelkslippen aan de rand behaard, bruin; bloemkroon klokvormig, 4-5 cm in diameter, donkerrose tot rood, iets gespikkeld; meeldraden 10, aan de basis iets behaard, ongelijk, doch niet vóór de bloemkroon uitstekend; stijl langer dan meeldraden;
vruchtbeginsel behaard.