China, Japan; tot 10 m.
Bij ons een struikvormig opgroeiende boom met grote, lichtgroene, van onder licht behaarde bladeren, eerst op oudere leeftijd bloeiend met witte, enigszins op die van Deutzia gelijkende bloemen, in samengestelde, hangende pluimen. De vruchten zijn langwerpig, geribd of kantig en ruw behaard, vandaar de naam hispida.
Opgaand groeiend met slanke, eerst behaarde, later kale, grijs-groene twijgen. Bladeren aan tot 2 cm lange, behaarde bladstelen, 6-17 cm lang, 4-7 cm breed, langwerpig met spitse of toegespitste top, wigvormig toelopende of plotseling in de bladsteel verlopende bladvoet, rand fijn getand, bovenzijde frisgroen, kaal, onderzijde grijs-groen, langs de nerven en zeer spaarzaam op het blad vlak blijvend behaard.
Bloeit op ongeveer 10-12-jarige leeftijd met witte, klokvormige bloemen in eindstandige, overhangende pluimen; bloemkroon tot ruim 1 cm lang, diep ingesneden; meeldraden vóór de bloemkroon uitstekend, de helmdraden behaard; vrucht ongeveer 1 cm lang, 10-ribbig of kantig, ruw behaard.
Pteróstyrax híspida verlangt een zonnige, beschutte standplaats; jonge exemplaren vriezen bij strenge winters soms terug, doch de struik herstelt zich weer spoedig. Men kweekt deze soort van zaad of afleggers.