M.-Europa; 25 cm.
Synoniem: Chamaebúxus alpéstris SPACH.
Bovenstaande, de enige bij ons voorkomende soort, wordt hoofdzakelijk gebruikt voor beplanting van zogenaamde rotsgroepen, tegen muurtjes of hellingen.
Het is een laagblijvend, bijna kruipend plantje met kale, groene twijgen en bijna ongesteelde, op die van Búxus gelijkende, ovale bladeren. Deze zijn tot 2,5 cm lang en tot 1 cm breed, donkergroen, beide zijden kaal, naar beide zijden puntig toelopend, met gave bladrand. Bloeit van einde Maart tot Juni, soms ook nog in de nazomer met tot ruim 1 cm lange, bleekgeel met rood getinte bloemen aan 5 mm lange bloemstelen, alleenstaand of 2 bijeen.
P.c. var. grandiflóra GAUD. is mooier dan de soort;
grotere bloemen, grootste kroonbladen geel met purperrode vlekken.
Polýgala verlangt een zonnige standplaats en een niet te vochtige, kalkrijke bodem. Hij wordt vermeerderd van zaad, of door zomerstek; ook door het aanaarden der planten en scheuren.
