China; 6 m.
Synoniem; Bambúsa flexuósa CARR..
Opgaand groeiende soort, met eerst groene, later donkerbruine of bijna zwart gevlekte stengels. Bladeren 5-10 cm lang, 8-15 mm breed, met lang toegespitste top en smal wigvormig toelopende bladvoet, rand meestal aan een zijde fijn gezaagd, 4-6 paar nerven, bovenzijde donkergroen, onderzijde blauw-groen; een van de hardste soorten, die geen of zeer weinig worteluitlopers maakt.