Gepubliceerd op 14-03-2019

Phellodéndron RUPR

betekenis & definitie

Kleine, tot middelhoge bomen met soms kurkvormige schors, kleine, ongeschubde knoppen, welke bijna geheel door de voet van de bladsteel zijn omgeven en aromatisch ruikende, zomergroene, overstaande, onevengeveerde bladeren, aan de bladrand of langs de middennerf met doorschijnende punten. Bloemen 2-huizig, geel-groen, klein, in eindstandige of okselstandige trossen; kelk 5-8-spletig, 5-8 kroonbladen; meeldraden 5-6 met zeer grote helmknoppen en langer dan de kroonbladen; vruchtbeginsel 5-hokkig; vrucht een ronde, vlezige bes met zwarte zaden.

Van het geslacht Phellodéndron zijn een 9-tal soorten bekend, die alle afkomstig zijn van O.-Azië. De bij ons winterharde soorten kunnen worden aangewend als alleenstaande bomen, die met hun schermvormige kronen en betrekkelijk korte stammen zeer karakteristiek zijn. Zij verlangen een tamelijk beschutte standplaats en een goed doorlatende niet te droge, humusrijke of leemhoudende bodem. Men kweekt alle soorten van zaad, in een bak uit te zaaien, soms ook van afleggers.

Jonge planten worden tegen strenge vorst beschut.

< >