Japan; 4 m.
Synoniem: M.toríngo SIEB., Pírus siebóldii REG..
SIEBOLD’S bloemappel is een van de soorten die ook in kleine tuinen kan worden aangeplant, daar deze een niet te hoge struik vormt, zeer dicht groeiend en met sterk afstaande en overhangende takken. Deze soort heeft glanzend donkergroene, soms iets gelobde bladeren met lang gepunte top en bloeit zeer rijk met kleine, rose bloemen, opgevolgd wordend door zeer kleine, rond-ovale vruchten met afvallende kelk.
Twijgen eerst viltig behaard, later kaal, glanzend rood-bruin; bladsteel tot 3,5 cm lang, aan de basis rood getint, met blijvende steunblaadjes. Bladeren 4-8 cm lang, 2,5-3,5 cm breed, aan langloten vaak 3-, soms 5-lobbig, de lobben afstaand en meestal niet dieper dan tot de helft van het blad, blad voet afgerond, soms wigvormig, rand scherp gezaagd, eerst aan beide zijden behaard, later bovenzijde kaal, glanzend donkergroen, onderzijde blijvend kort behaard, heldergroen.
Bloeit na of gelijk met de bladontwikkeling met rose bloemen aan tot 4 cm lange, zeer dunne, behaarde bloemstelen; bloemen bij afbloeien lichtrose, ongeveer 2 cm in diameter met behaarde kelk; stijlen aan de basis behaard, iets boven de meeldraden uitstekend; vruchten 8-10 mm in diameter, bijna rond, glanzend groen met bruin.
X M.s. „Wintergold” DOORENB., in bloei op M.floribúnda gelijkend; vruchten zeer lang aan de struik blijvend, helder goudgeel.