Californië; 3 m.
Opgaand groeiende struik met tamelijk stevige, viltig behaarde twijgen, 7-11-tallige, gaafrandige, kort gesteelde bladeren, in Juli-Augustus bloeiend, met zwavelgele, ruikende bloemen in tot 25 cm lange, opstaande trossen.
Blaadjes 2-3 cm lang, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde grijs-groen, smal ei-lancetvormig, top puntig toelopend, zijdeachtig behaard. Bloemen zonder schutbladen; kelk diep 2-lippig, bijna ongetand;
peulvrucht behaard, tot 8 cm lang, 8-12-zadig.
Groep 4 Trifolieae TAUB.
Voor kenmerken zie blz. 210