Himalaya; 1 m.
Synoniem: L.parvifólia var. myrtíllus CLARKE.
Dicht vertakte, laag blijvende struik met dunne, afstaande of bijna kruipende twijgen, zeer kleine, bijna ronde bladeren, Mei-Juni, soms nog later bloeiend met geel-witte bloemen, welke worden opgevolgd door oranje of oranje-rode vruchten.
Bladeren 6-20 mm lang, rond-eivormig, soms bijna even breed, aan twijgen iets langer en dan met spitse top, bovenzijde donkergroen, iets glanzend, onderzijde grijs-groen, kaal. Schutbladen even lang als of iets langer dan de kelk, deze laatste kort getand;
bloemkroon ongeveer 5-8 mm lang, buitenzijde kaal, kroonlobben kort ingesneden, vlak of teruggeslagen; vrucht ongeveer 6 mm lang, oranje-rood, rond of bijna rond.