China; 1,5 m.
Synoniem: L.práttii KOEHNE.
Deze en de beide hieropvolgende soorten verlangen een zeer beschutte standplaats; vooral jonge planten zijn zeer gevoelig voor vorst. Overigens zijn het zeer mooie, breed uitgroeiende struiken met kleine, glanzend groene bladeren, die bij ons in de winter gedeeltelijk afvallen. Bij alle drie soorten steken de meeldraden iets vóór de bloemkroon uit; opvallend zijn dan de paarse helmhokjes.
Bladeren 1-2,5 cm lang, lederachtig, eivormig tot breed-eivormig, met spitse top, bovenzijde glanzend donkergroen, kaal, onderzijde lichtgroen, langs de hoofdnerf spaarzaam behaard. Bloeit in Juni met kleine, crème-witte bloemen in 3-5 cm lange, armbloemige, behaarde pluimen; kroonlobben afstaand of iets teruggeslagen.
