W.-China; 4 m.
Dicht vertakte, doch opgaand groeiende struik met grijs-bruine, aan de top bruin-rode twijgen, welke dicht met kleine, grijze lenticellen bezet zijn. Bladeren kort gesteeld, 15-22 cm lang, lancetvormig, met stompe of kort afgeronde bladvoet, bovenzijde matglanzend groen, onderzijde iets lichter. Bloeit Juni-Juli met kleine, witte bloemen in tot 20 cm lange, tamelijk brede pluimen. Bloemen zeer kort gesteeld, zo groot als, of iets groter dan die van de voorgaande soort, meer afstaande kroonlobben. Vruchten opvallend blauw-violet getint.