Zomergroene struiken met groene, veel merg bevattende, geheel kale en gladde twijgen, veelschubbige, spitse knoppen en lang-eivormige bladeren.
Bloemen alleenstaand langs de twijgen; geel, 5-tallig, met talrijke meeldraden; kroonbladen vlak, uitgespreid; kelkslippen gaafrandig; 5-8 vruchtbladen, niet vergroeid; vruchten 1-zadig, bolrond;
worden bij ons niet rijp. Slechts 1 soort bekend.