W.-China; 1,5 m.
Een soort, welke voor ongeveer 25 jaar terug met veel ophef, ook in ons land ingevoerd is, omdat de kleur der bloemen geheel afwijkt van die van alle overige bij ons bekende soorten, welke grotendeels wit of geel gekleurd zijn, terwijl J.beesiánum rose-rode bloemen heeft. Deze zijn echter niet opvallend en zeer klein.
Opgaand groeiend klimstruikje met zeer dunne, steun behoevende, in de lengte gegroefde, groene twijgen; bladeren enkelvoudig, bijna zittend, 3-5 cm lang, ei-lancetvormig, donkergroen, geheel kaal, zeer lang aan de struik blijvend. Bloeit in Mei met iets riekende, alleenstaande bloemen, rose of rose-rood getint, met lange buis en vlakke kroonlobben, ongeveer 12-15 mm in diameter.
