Gepubliceerd op 14-03-2019

Hyperícum pátulum THUNB

betekenis & definitie

Japan; 0,50-1 m.

De soort komt in ons land zeer weinig of niet voor, wel onderstaande variëteiten. Het is een laagblijvend struikje met sterk afstaande en overhangende 2-kantige twijgen, welke rood getint zijn. Bladeren 3-5 cm lang, bovenzijde frisgroen, onderzijde grijs of blauw-groen, eivormig of lang-eivormig, bladrand gaaf, top toegespitst of stomp toelopend, zeer laat afvallend. Bloeit van Juli tot September met goudgele bloemen aan het einde der twijgen, alleenstaand doch gewoonlijk meerdere bijeen; bloemen in knop kogelvormig, later de kroonbladen meer uitgespreid, iets opstaand 4-5 cm in diameter, met talrijke, in 5 bundels verenigde meeldraden, 5 stijlen, die even lang of iets langer zijn dan de meeldraden.

H. p. var. hénryi VEITCH is één van de meest voorkomende variëteiten, welke bij ons goed winterhard zijn en een opgaande struik vormt van 1 m hoogte met sterk overhangende twijgen. Bloeit zeer rijk van Juli-September met goudgele, schotelvormige bloemen, 4-5 cm in diameter. Bladeren tot 8 cm lang, onderzijde blauw-groen getint, laat afvallend, ovaal of eivormig ovaal.
H. p. var. oblongifólium KOEHNE met tot 8 cm lange bladeren, onderzijde duidelijk grijs-blauw getint, top meer toegespitst; bloemen kleiner dan die van de vorige variëteit, meestal meerdere bijeen.
H. p. var. forréstii CHITT. komt in groeiwijze overeen met var. Hénryi, bij oude struiken zijn de twijgen afschilferend, de jonge twijgen bijna niet kantig en aan de zonzijde bruin-rood getint; bladeren tot 4 cm lang met verdiepte middennerf, bovenzijde donkergroen, onderzijde blauw-groen, bladrand een weinig omgebogen; bloemen tot ruim 5 cm in diameter, goudgeel.

< >