Bladeren meestal groter dan 12 cm, handvormig gelobd, 5-7-lobbig, gaafrandig of bochtig getand, lobben en tanden scherp toegespitst; meeldraden meer naar het midden der schijf geplaatst en niet langer dan de kroonbladen; vruchtbeginsel kaal, zelden behaard;
vruchten niet bolvormig.