Gepubliceerd op 15-03-2019

Fúchsia grácilis LINDL

betekenis & definitie

Mexico; 1 m.

Bij ons tamelijk winterhard, bij strenge winters soms terugvriezend, doch aan de voet van de struik weder uitlopend, een opgaand groeiende struik vormend met zeer dunne, behaarde, rood-bruine twijgen, elliptisch gevormde, tot 5 cm lange, donkergroene bladeren aan tot 1,5 cm lange, behaarde bladstelen, van Juli-October zeer rijk bloeiend met zeer kleine, scharlakenrode bloemen aan slanke, roodgekleurde bloemstelen, de kelkbladen twee maal zo lang als kroonbladen, meeldraden ver vóór de kroonbladen uitstekend, stijl met 4-lobbige stempel.

Mijns inziens is bovenstaande soort de enige, die zonder bezwaar kan worden geplant; in het Zuiden van ons land, op een beschutte standplaats, kan ook geplant worden X Fúchsia riccartónii TILLERY, synoniem: F.riccartoniána HORT., F.magellánica var. riccartónii BAILEY, zeer waarschijnlijk een bastaard van F. magelIánica LAM. var. globósa BAILEY en F. díscolor LINDL., een tot 1 m hoog wordende, dicht vertakte struik, opvallend door de glanzend bruin-groene bladeren, van Juli-September zeer rijk bloeiend met scharlakenrode bloemen. In Engeland wordt nog gekweekt, en is daar tamelijk hard, Fúchsia excorticáta L., afkomstig van N.-Zeeland, daar tot een boomvormige struik opgroeiend met tot 12 cm lange bladeren en zeer grote, donkerrode bloemen. Voor rotstuinen wordt daar gebruikt Fúchsia púmila HORT., (F.grácilis X ?), tot 25 cm hoog wordend en Fúchsia procúmbens R.CUNN., een kruipende vorm met zeer dunne twijgen, beide rood bloeiend.

< >