Gewone es Europa, Kl.-Azië; 40 m.
De laatste jaren bij ons zeer veel gebruikt voor wegbeplanting, een hoog opgroeiende boom vormend met kaarsrechte stam en open, regelmatig afgeronde kroon, evenals bij de talrijke variëteiten goed kenbaar aan de dofzwarte knoppen. Twijgen rond, kaal, groen-grijs met talrijke, verspreid staande, kleine lenticellen; hoofdbladsteel gegroefd; bladeren met 4-6, soms 7 paar blaadjes; deze 5-10 cm lang, 2-3,5 cm breed, lancetvormig met spitse of toegespitste top, wigvormig toelopende blad voet, gezaagd, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde lichtgroen, kaal of langs de hoofdnerf iets behaard, laat afvallend. Bloeit April-Mei in onaanzienlijke bundels; bloemen evenals bij alle soorten uit deze groep zonder kelk of kroon; vruchten 3-4 cm lang, iets bruin-groen.
F.e. var. aúrea WILLD., de zogenaamde goudes, heeft goud-geel gekleurde twijgen, terwijl de bladeren zeer vroeg in het najaar goud-geel verkleuren.
F.e. var. jaspídea DESF. gelijkt zeer veel op voorgaande variëteit, doch de twijgen zijn geel gestreept.
F.e. var. argénteo-variegáta WEST., synoniem: F.e. var. concavifólia HORT.; bladeren bij het uitlopen iets rose getint, overigens wit gevlekt en gerand.
F.e. var. punctáta HORT. vormt een zeer mooie gesloten kroon; bladeren glanzend donkergroen met gele punten en kleine vlekken. Typisch is bij deze variëteit, dat de hoofdbladsteel aan bladeren van sterk groeiende twijgen tot aan laagst geplaatste blaadjes vaak gevleugeld is, bij alle bladeren gegroefd en de groef weder vergroeid, gelijk bij F.angustifólia VAHL en F.oxycárpa WILLD. het geval is. De zwarte knoppen wijzen echter op verwantschap met F.excélsior.
F.e. var. péndula AIT., de treures, heeft in korte bogen neerhangende takken, terwijl wat ik zag als F.e.var. aúreo-péndula zeer waarschijnlijk is F.rotundifólia var. aúrea-péndula LINGELSH. (zie onder F.rotundifólia).
F.e. var. nána HAYNE, synoniem: F.globósa HORT., wordt veel op hoogstam veredeld en vormt dan een gedrongen groeiende kroon.
F.e. var. críspa WILLD. wordt wel eens de boerenkooles genoemd, naar de dicht opeenstaande, gedraaide en ingesneden bladeren; groeit zeer langzaam.
F.e. var. erósa LOUD. wordt een tamelijk hoge boom met dichte kroon;bladeren zeer verschillend gevormd, soms smal-lancetvormig en lang gepunt, of lijntot draadvormig, vooral aan de top der twijgen, de rand dan onregelmatig ingesneden of gekarteld en opstaand.
F.e. var. asplenifólia KIRCHN. wijkt van voorgaande variëteit af door grotere blaadjes, soms geheel op die van de soort gelijkend, vaak ook zeer smal of draadvormig, doch met meer regelmatige, niet opstaande rand.
F.e. var. diversifólia AIT., synoniem: F.monophýlla DESF., F.e. var. heterophylla DC., heeft zowel enkelvoudige, eivormige, onregelmatig ingesneden of getande bladeren als 3-tallige bladeren; in het eerste geval de bladsteel vaak met het blad vergroeid, in het laatste geval de 1 of 2 blaadjes veel kleiner en zittend.
F.e. var. diversifólia f. péndula HORT.; takken in korte bogen of slap neerhangend; bladeren als die van voorgaande variëteit.
F.e. var. diversifólia f. laciniáta C.S. gelijkt op F.e. var. diversifólia, bladeren regelmatig ingesneden-getand.
F.e. var. verrucósa DESF. wordt evenals de soort een zeer hoge boom; de schors van oude takken en van de stam wrattig.