Rijkbloeiende olijfwilg Japan, China; 3 m.
Synoniem: E. lóngipes GRAY, E. édulis CARR..
Een zeer breed uitgroeiende struik, in de winter met zeer donkerbruine, bijna zwarte, meerjarige, ongedoornde twijgen; jonge twijgen glanzend bruin-rood beschubd, met tamelijk grote, spitse eindknoppen.
Bladeren 3-6 cm lang en 2-3,5 cm breed, aan jonge, sterk groeiende struiken soms groter, bovenzijde eerst sterharig en geel-groen, later kaal en donkergroen, onderzijde blijvend zilverachtig beschubd, elliptisch, ovaal of eivormig-ovaal, top stomp of met spitse punt, bladrand gaaf. Bloemen in April-Mei, 10-12 mm lang, trechtervormig en meestal alleenstaande, ook 2 bijeen, aan tot ruim 2 cm lange, dunne bloemsteel; vruchten 1,5-2 cm lang, eerst geel-groen, later bruin-rood, ovaal, hangend.
Bovenstaande struik is het meest bekend als E. édulis; het is een van de mooiste bladverliezende soorten, welke zeer rijk bloeit en niettegenstaande de op zich zelf onaanzienlijke geel gekleurde bloemen, tijdens de bloei zeer mooi is. De in de nazomer verschijnende vruchten zijn eetbaar, doch wrang van smaak, zij worden door de vogels zeer gaarne genuttigd. Men kweekt deze soort van zaad; in het najaar stratificeren, in het voorjaar uitzaaien op bedden.