Kruipheide Zeer lage, groen blijvende struiken, in bijna alle delen, namelijk twijgen, bladeren, bloemsteel, kelk- en kroonbladen en vruchtbeginsel, beklierd. Bladeren niet langer dan 1,5 cm; bloemen met 4 kelkbladen, 4 vergroeide kroonbladen, 8 meeldraden, 1 stijl; bloemkroon kruikvormig;
4-hokkige, openspringende doosvrucht met zeer fijne zaden. Slechts onderstaande soort is van dit geslacht bekend; men kweekt deze van laat zomerstek in de koude bak onder glas.