Gepubliceerd op 14-03-2019

Cýtisus álbus HACQ

betekenis & definitie

Z. O.-Europa; 30 cm.

Synoniem: C.leucánthus WALDST. et KIT., C.schipkaénsis DIECK, C.leucánthus var. schipkaénsis DIPP..

Bij ons zeer weinig voorkomend, niet te verwarren met C. albus LK (zie blz. 217). Groeiwijze meer opgaand met iets afstaande twijgen. Bladeren 3-tallig aan tot 18 mm lange, behaarde bladstelen; blaadjes 10-20 mm lang, 4-8 mm breed, eerst aan beide zijden lang behaard, later bovenzijde heldergroen, bijna kaal, onderzijde grijs-groen, lang aanliggend grijs behaard, lang elliptisch of omgekeerd langeivormig, naar de bladvoet smal toelopend, top stomp of afgerond. Bloeitijd Juni-Juli in eindstandige hoofdjes, meestal 4-10 bloemen bijeen aan behaarde stelen; bloemen tot 2 cm lang, geel-wit, vlag aan buitenzijde behaard; kelk aanliggend behaard;

peulvrucht tot 2,5 cm lang, haren lang, grijs.

C. a. var. microphýllus Boiss. onderscheidt zich van de soort door een meer kruipende groeiwijze en wordt niet hoger dan 30 cm. Bloemen wit of crèmewit, kleiner. Overigens in alle delen kleiner; peulvrucht tot 2 cm lang.
C. a. var. pállidus REHD., synoniem: C.pállidus SCHRAD., heeft de groeiwijze der soort, iets meer gedrongen groeiend; bloemen heldergeel in weinigbloemige hoofdjes.

< >