M.-China; 2,5 m.
In groeiwijze op de vorige soort gelijkend, een dichte struik vormend met sierlijk overhangende twijgen.
Deze zijn eerst geelviltig behaard, later kaal, bruin-rood; bladsteel 1-3 mm lang; bladeren 1,5-2,5 cm lang, 1-1,5 cm breed, ovaal, top meestal stomp, bovenzijde mat donkergroen, onderzijde grijs-tot geelviltig behaard.
Bloemen in knop donkerrose, open rose getint, klein, 4-10 bijeen in tuilen; bloemstelen viltig behaard;
vruchten bijna rond, rood, 7-8 mm lang, zeer vroeg rijpend.