Rondbladige rotsmispel Himalaya; 1,5 m.
Synoniem: C.prostráta BAK..
Breed uitgroeiende struik met sterk afstaande en lange, gebogen, dicht met kortloten bezette takken, bij ons op ongunstige standplaats vaak geheel bladverliezend, overigens gedeeltelijk zijn blad behoudend, opvallend door de bijna ronde, glanzend groene bladeren, tamelijk grote witte bloemen en zeer lang aan de struik blijvende, scharlakenrode vruchten.
Twijgen eerst behaard, later kaal, glad en glanzend grijs-bruin; bladeren 8-20 mm lang, lederachtig, aan tot 6 mm lange, behaarde bladstelen, ovaal of rondovaal, bovenzijde glanzend donkergroen, onderzijde dofgroen, blijvend behaard, vooral langs hoofdnerf en bladrand.
Bloemen wit, soms iets rose aangelopen, meestal 1-3 bijeen en zeer kort gesteeld; bloemstelen behaard;
bloemen ruim 1 cm in diameter, met behaarde kelk;
vruchten tot 1 cm in diameter, bijna rond, in Augustus rijp wordend.
C.r. var. lanáta C.S.; gedrongen groeiende struik met kleinere en iets smallere bladeren, aan de onderzijde behaard; bloemen in tuilen van 3-8. Deze door SCHNEIDER genoemde vorm van C. rotundifólia, lijkt mij geen variëteit te zijn van deze soort; ook de 3-8 bijeenstaande bloemen wijzen meer op verwantschap met C.buxifólia LINDL., welke soort echter voorzover ik weet niet bij ons voorkomt en wat op onze kwekerijen onder deze naam voorkomt is C. rotundifólia LINDL..
In afwijking met de beschrijving van REHDER vormt deze bij ons een brede, meer ronde struik van hoogstens 1 m.
