Lambertus hazelaar Z.-Europa; 6-10 m.
Syn.: C. tubulósa WILLD..
Deze soort komt in onze tuinen en parken niet veel voor; wel de bruinbladige variëteit, welke op onze kwekerijen ten onrechte als een variëteit van C.
avellána wordt beschouwd. In groeiwijze en bladvorm gelijkt C. maxima zeer veel op C. avellana, de bladeren zijn gewoonlijk groter, terwijl de grootste breedte hiervan meestal boven het midden ligt. Kenmerkend zijn de vruchten, waarvan vorm en vruchtomhulsel geheel van de gewone hazelaar afwijken; deze zitten meestal ten getale van 3 bijeen, soms ook alleenstaand en zijn lang-eivormig; het vruchtomhulsel omsluit de noot geheel en steekt buisvormig naar voren, zodat het nootje niet zichtbaar is. De in ons land voorkomende grootvruchtige hazelaars, welke vooral veel in N.-Holland worden gekweekt, zijn kruisingen van C. avellána met C. máxima of C. heterophýlla; zij worden altijd door middel van afleggers gekweekt.
C. m. var. purpúrea REHD., de bruine, grootbladige hazelaar, komt op onze kwekerijen zeer veel voor. In tuinen en parken wordt deze variëteit meestal ieder jaar sterk teruggesnoeid; men krijgt dan wel zeer grote purperrode bladeren, doch zelden de mooie bruin-rode katjes en vruchten. Wordt de plant niet gesnoeid, dan groeit zij uit tot een zeer hoge struik, waarvan de bloemen en vruchten rijkelijk het gemis van de grotere bladeren vergoeden.