Z. W.-Europa, N.-Afrika; 1-2 m.
In groeiwijze komt deze soort het meest C. japónica nabij, eveneens met tamelijk dikke, kantige twijgen, zeer breed uitgroeiend. Bladeren 3-6 cm lang, bovenzijde donkergroen, onderzijde lichtgroen, 3-nervig, ovaal of lancetvormigovaal, top puntig toelopend, bladvoet afgerond, bladrand gaaf. Bloeit April-Mei aan vorig jaar gevormde twijgen met groen gekleurde bloemen in korte, zijstandige, opstaande trossen;
vruchten September-October rijp wordend, eerst groen-geel, later zwart getint.