Z. O.-Europa, W.-Azië; 2 m.
Synoniem: C.cruénta AIT..
Breed uitgroeiende struik met meer vertakte, eerst groene, fijn behaarde, later bruin-groene, geheel kale twijgen, blauw-groene, zeer zwak geaderde bladeren en rood-bruine bloemen in 2-5-bloemige, kort gesteelde trossen. Bladeren kort gesteeld, tamelijk stevig, 7-11-delig, blaadjes 8-15 mm lang en bijna even breed, bovenzijde blauw-groen, kaal, onderzijde iets lichter, zwak behaard, omgekeerd eirond met zwak uitgerande top. Bloemen in Juni-Juli, soms in Augustus, in meestal 3-bloemige, spaarzaam behaarde trossen; vlag rood-bruin met gele vlekken;
peulvrucht aan de top niet gesloten, tot 3,5 cm lang, groen, bij rijp worden bruin getint.
Deze soort kan van zaad, door afleggen of door veredelen op C. arboréscens worden vermeerderd.