Himalaya; 5-7 m.
Synoniem: C. paniculáta THUNB..
De pluimvormig bloeiende boomwurger is van de vorige soort te onderscheiden door zwakkere groei en meer hangende twijgen, grotere bladeren en bloempluimen, terwijl de vruchten niet noemenswaardig verschillen. Jonge twijgen bruin, met vele kleine lenticellen bezet; bladstelen tot 2 cm lang; bladeren 7-12 cm lang en 4-6,5 cm breed, bovenzijde heldergroen, onder lichter en iets glanzend, elliptisch of breed elliptisch, top kort, soms langer, toegespitst, bladvoet wigvormig toelopend soms langzaam in de bladsteel overgaand, bladrand grof stomp gezaagd.
Bloeit eind Mei of begin Juni met kleine, groen-gele bloemen in tot 15 cm lange, eindstandige of zijdelingse pluimen.
