Gepubliceerd op 14-03-2019

Cédrela sinénsis juss

betekenis & definitie

China; 16 m.

Synoniem: Toóna sinénsis ROEM., Ailánthus flavéscens CARR..

In groeiwijze en bladvorm zeer veel op Ailánthus altíssima gelijkend, van deze afwijkend door het onaangenaam ruiken der jonge twijgen, terwijl bij oude bomen de schors lengtespleten bezit. Het zekerste kenmerk is het geheel ontbreken der kliertjes aan de bladvoet en het voorkomen van een sterk ontwikkelde eindknop, die bij Ailánthus ontbreekt; ook zijn de bladeren niet zo groot en met minder paren blaadjes, terwijl vaak het topblaadje ontbreekt. Een zeer mooie parkboom, goed winterhard. Jonge twijgen grijs, zacht behaard; bladeren tot 60 cm lang, met 5-11 paar blaadjes; hoofdbladsteel eerst behaard, later kaal of zeer spaarzaam behaard. Blaadjes 8-13 cm lang, bovenzijde glanzend donkergroen, kaal, onderzijde lichtgroen, langs de nerven behaard, lancetvormig, top lang toegespitst, bladvoet dikwijls scheef afgerond, bladrand gaaf of zwak getand-gezaagd.

Bloeit Juni-Juli met kleine, 5-tallige bloemen, met zeer kleine kelk in eindstandige, tot 40 cm lange, hangende pluimen; 5-spletige, houtige doosvrucht met gevleugelde zaden. Men kweekt Cédrela soms van zaad, meestal van worteluitlopers of wortelstek in het voorjaar onder glas.

< >