Japan; 8 m.
Synoniem: C.kaempféri SIEB. et Zucc., C.hénryi DODE, C.bignonioídes var. kaempféri DC..
In groeiwijze op voorgaande soort gelijkend, eveneens een brede, gewelfde kroon vormend, doch in bladvorm en bloemen van deze geheel afwijkend, daar de bladeren meestal hoekig gelobd zijn, terwijl de bloemen veel kleiner zijn, geel getint en in tot ruim 20 cm lange brede pluimen staan.
Twijgen kaal of aan de top zwak behaard, iets glanzend olijfgroen; knoppen betrekkelijk klein met kleine bladmerken; bladeren aan tot 14 cm lange, iets behaarde bladstelen, 12-28 cm lang, breedeivormig, met plotseling toegespitste top, zwak hartvormige bladvoet, meestal 3-, soms 5-lobbig, ook ongelobd, lobben puntig toelopend, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde lichtgroen, langs nerven en in nerfoksels behaard. Bloeit Juli tot begin Augustus in 10-20 cm lange, brede, opstaande pluimen; bloemen ongeveer 2 cm lang, iets riekend, min of meer geel getint met oranje-gele vlekken en rood-bruine strepen en vlekken; kroonlobben sterk gefranjed;
doosvrucht tot 30 cm lang, zeer dun, rond.