W.-China; 50 cm.
Synoniem: B. hoókeri var. candídula C.S., B. wallichiána var. pállida Bois.
Zeker een van de mooiste onder de laagblijvende Bérberis-soorten. Bladeren glanzend groen, aan de onderzijde blauw-wit berijpt, lancetvormig. Bloeit in Mei met grote, alleenstaande, lichtgele bloemen, welke worden opgevolgd door blauw-zwarte, berijpte vruchten. Voor kleine groepen, borders of laagblijvende voorbeplanting zeer aan te bevelen.
Jonge twijgen eerst geel-bruin, later grijs-bruin en met 3-delige, tot 2 cm lange bladdorens in dezelfde kleur als de jonge twijgen. Bladeren in rosetten van 4-6, tot 4 cm lang, bovenzijde glanzend donkergroen, onderzijde blauw-wit berijpt, met sterk vooruitspringende middennerf, lancetvormig, top scherp gepunt, bladrand gegolfd, met 3-6 fijn gedoornde tanden.