N. W.-China; 1,5-2 m.
Synoniem: B. geráldii VEITCH.
Zeker de mooiste vruchtdragende Bérberis uit deze groep, daar in September-October de gehele struik overladen is met dichte trossen oranje-rode, doorschijnende vruchten. Jonge twijgen behaard, grijs-bruin, zeer sterk 3-delig gedoomd.
Bladeren 1,5-2 cm lang, bovenzijde dofgroen, onderzijde blauw gekleurd, omgekeerd eivormig, bladrand onregelmatig getand, zeer zelden gaaf. Bloemen in opstaande dichte trossen, heldergeel, later verschijnend dan bij de vorige soort. Vruchten transparant oranje-rood, een weinig berijpt.
B. a. var. práttii C.S., Synoniem: B. práttii C.S.. Een 2-3 m hoog wordende struik, met grijsbruine, dichtvertakte twijgen. Van de soort te onderscheiden door forsere groei en grotere bladeren, aan de jonge, sterk groeiende scheuten, soms tot 4 cm lang; bovenzijde heldergroen, onderzijde grijs- of blauw-groen, lang-ovaal, de top toegespitst. Bladdorens korter dan die van de soort, tot 15 mm lang. Bloemen in tot 10 cm lange, dichte trossen; vruchten zalmkleurig-rood, iets berijpt.
Hiertoe behoort B. hybr. „Barbaróssa”, een zeer dicht groeiende struik met sterk vertakte, grijs-bruine twijgen; bladdorens tot 1,5 cm lang, enkelvoudig of 3-delig, zeer dun. Bladeren lancet- of spatelvormig; bloemen heldergeel in dichte trossen;
vruchten bijna rond, donkerrood.