Z.-Italië, Corsica, KL Azië; 30-50 cm.
Laagblijvend, dicht groeiend struikje met fijn gedoornde, iets overhangende twijgen, in Juni-Juli bloeiend met goudgele, vlindervormige bloemen, in weinigbloemige, okselstandige trossen. Bladeren 3-tallig, kort gesteeld; blaadjes zittend, 1-2,5 cm lang, omgekeerd lang-lancetvormig, zij blaadjes korter dan topblaadje, aan beide zijden zacht behaard.
Bloemen zeer klein, tot 1 cm lang; kelk behaard, buisvormig; peulvrucht zeer klein, 1-zadig.
De verschillende houtige gewassen, welke tot de geslachten Lupinus, Onónis, Medicágo en Anthyllis behoren, zijn voor beplanting van onze tuinen en parken van zeer weinig belang, daar zij óf zeer weinig sierwaarde bezitten óf bij ons niet voldoende winterhard zijn. Zij zijn dan ook alleen opgenomen, om zo volledig mogelijk kennis te kunnen nemen van de geslachten, welke behoren tot de Papilionoídeae.
Groep 6 Galegeae TAUB.
Voor kenmerken zie blz. 211