Japan, Korea; 12 m.
Synoniem: A.canadénsis var. asiática KOIDZ..
Bij ons zeer weinig voorkomend, soms zeer ten onrechte als kroonboompje op Sórbus aucupária geënt, waardoor het karakteristieke van de boomvormige struik verloren gaat. Eerst opgaand groeiend, later met meer afstaande takken en iets hangende twijgen, stevige, donkergroene bladeren en tamelijk grote bloemen in iets overhangende trossen, de vruchten blauw-zwart met teruggeslagen kelkslippen.
Twijgen eerst behaard, later kaal, grijs-bruin; knoppen spits-eivormig, kaal; bladstelen dun, eerst behaard, later kaal, tot bijna 2 cm lang. Bladeren 4-7 cm lang, 2,5-4 cm breed, ovaal of eivormig-ovaal, top spits, bladvoet meestal afgerond of zwak hartvormig, rand fijn gezaagd, bijna tot bladvoet, bovenzijde donkergroen, kaal, onderzijde eerst grijs of geel-grijs behaard, later kaal, grijs-groen.
Bloeit midden Mei in viltig behaarde trossen; bloemen ongeveer 3 cm in diameter, met lang-eivormige kroonbladen.
C. Stijlen 5, niet vergroeid, nauwelijks de zoom der kelkbuis benaderend.