Hooggroeiende bomen met zeer grote, oneven geveerde bladeren met 6-18 paar blaadjes; deze aan de basis met een klierdragend lobje. Bloemen 2-slachtig of ♂ met 10 meeldraden, klein, geel-groen in eindstandige pluimen en onaangenaam ruikend;
vrucht aan beide zijden gevleugeld, opvallend geel-rood verkleurend.
Ailánthus verlangt een droge, diep losgemaakte, zandige bodem en is een lichteisende boom. Hij wordt hoofdzakelijk gebruikt als solitairboom in grote parken of tuinen. Men kweekt de verschillende soorten van zaad of worteluitlopers, ook van wortelstek onder glas. Hoewel zij zeer sterk groeien is het lastig mooie, rechte bomen te kweken, omdat het éénjarig schot meestal aan de top bevriest. Door oordeelkundig snoeien en het tijdig verwijderen van te dik wordende zijtakken aan de stam kan men een goed gevormde boom verkrijgen. Bij oude bomen is snoeien bijna overbodig.