Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

vilein

betekenis & definitie

UIT:
Maarten van Roozendaal (51) overleden (Frank Huiskamp, NRC Handelsblad, 1 juli 2013)

CONTEXT:
De liedjes van Van Roozendaal waren een "genre op zich", zo schrijft Henk van Gelder: "Doorleefde spreektaal op grillig meanderende melodieën, vaak tegen het parlando aan, waarin hij hart en ziel een stem gaf. Soms VILEIN, soms liefdevol, maar altijd met zo veel inzet dat elk nummer de essentie leek van wat hij op dat moment te zeggen had."

:
gemeen, boosaardig

UITSPRAAK:
[vie-lein]

WOORDFEIT:
Vilein komt via het Frans van het middeleeuws Latijnse villanus 'landelijk, boers', een afleiding van villa 'landgoed, landhuis, boerderij'. Omdat boeren geassocieerd werden met een gebrek aan manieren, kreeg villanus de bijbetekenis 'lomp, grof' (net als boers in het Nederlands).
Het Franse vilain betekende zowel 'dorpeling, niet-adellijke' als 'gemeen, slecht'. In het Nederlands betekende vilein ooit ook 'kinkel, schurk', maar uiteindelijk is alleen het bijvoeglijk naamwoord blijven bestaan.