Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

schoorvoetend

betekenis & definitie

betekenis
aarzelend, met enige tegenzin

uitspraak
[schoor-voe-tuhnd] of [schoor-voe-tuhnd]

citaat
"Toen die boodschap Ferrera bereikte, sloot hij schoorvoetend een compromis. Hans Visser mocht af en toe een training geven."
Bron: 'Emilio Ferrera mist de sociale vaardigheden om topcoach te zijn' (Voetbalnieuws.be, 7 augustus 2014)

woordfeit
Schoorvoetend hoort bij het verouderde werkwoord schoorvoeten voor 'de voeten schrap zetten'. Daarin is schoor de stam van het werkwoord schoren, dat '(onder)steunen, stutten' betekent – vaak in een schuine richting. Wie schoorvoetend iets doet, zet zijn voeten als het ware schuin, en gaat maar langzaam en tegenstribbelend vooruit.
De werkwoordsstam schoor zit ook in schoorsteen. En een schoorbalk of schoor is een steunbalk. Voor schoor/schor 'aangeslibd land': zie een eerdere Woordpost.