Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

pasja

betekenis & definitie

UIT:
Tv leert de Turkse machoman zijn vrouwelijke kant ontdekken (Bram Vermeulen, De Standaard, 23 juni 2009)

CONTEXT:
"De gemiddelde Turkse man is nogal tevreden met zichzelf. Hij ziet zichzelf als keizer. Jongens worden door hun moeders opgevoed alsof ze PASJA'S zijn. Op school leren ze alleen discipline. In het leger: meer discipline. Dus tegen de tijd dat ze in het huwelijk treden, hebben ze geen idee hoe ze met een vrouw om moeten gaan, alleen hoe ze de baas moeten spelen."

:
hooggeplaatste ambtenaar in het Ottomaanse Rijk

UITSPRAAK:
[pah-sja]

WOORDFEIT:
Het Nederlands heeft het woord pasja ontleend aan het Turks (paşa). Het was een titel voor de hoogste burgerlijke en militaire ambtenaren in het Ottomaanse Rijk, maar Van Dale vermeldt daarnaast als overdrachtelijke betekenis 'man die de meester speelt over en zich laat vertroetelen door een aantal vrouwen'.
Het Turkse woord komt zelf weer uit het Perzisch, waarin pādshāh is samengesteld uit de Oudperzische woorden pati 'meester' en shāh 'koning'.