Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

mastodont

betekenis & definitie

(hier:) iemand met veel aanzien en invloed, (politieke) zwaargewicht

uitspraak
[mas-to-dont]

citaat
“De afgelopen twintig jaar had Tilburg PvdA-burgemeesters, met uitzondering van een korte periode waarin VVD-mastodont Ivo Opstelten waarnemend burgemeester was. Behalve die interim-periode had de stad niet eerder een burgemeester van VVD-huize.”
Bron: Weterings (VVD) wordt burgemeester Tilburg (Casper van der Veen, Nrc.nl, 2 oktober 2017)

woordfeit
Het woord mastodont duidt oorspronkelijk een groot, op een olifant of mammoet lijkend, prehistorisch dier aan. De Franse zoöloog George Cuvier noemde het dier in 1806 zo vanwege de kenmerkende tepelvormige uitsteeksels die de mastodont op zijn tanden had: het woord is gevormd van de Griekse woorden mastos ‘tepel, moederborst’ en odoon ‘tand’ (tweede naamval: odontos).
In de twintigste eeuw ontstond de figuurlijke betekenis ‘zaak/voorwerp of persoon van grote omvang, kolos’, en vervolgens ook ‘persoon met veel aanzien en/of invloed’. Dat aanzien of die invloed is dan vooral te danken aan de prestaties van die persoon in het verleden; soms heeft mastodont dan ook de bijklank ‘iemand die niet meer van deze tijd is’.