Gepubliceerd op 17-01-2021

Zelfmoord

betekenis & definitie

v./m. (-en), (ook: zelfdoding, suïcide) de welbewuste en vrijwillige beëindiging van het eigen leven.

© Een speciale commissie van de Ned. Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie onder voorzitterschap van prof.dr.N.Speijer is tot de conclusie gekomen dat hulp bij zelfmoord aan de term zelfdoding wordt hier meer en meer de voorkeur gegeven, omdat daaraan niet zo’n negatieve bijklank zit — niet langer strafbaar zou moeten zijn indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Deze commissie pleitte voor het instellen van een landelijk team dat de geoorloofdheid van de hulp in bepaalde gevallen moet beoordelen. Personen die met zelfmoordplannen bezig zijn, zouden zich ook, via een hulpverlener, tot dit team moeten kunnen wenden. Zo zou het team verifiëren of die hulp uitdrukkelijk gevraagd is, en moeten toetsen of er sprake is van een ondraaglijk en duurzaam lichamelijk of geestelijk lijden. Ook moet worden voorkomen dat er onevenredig groot leed aan anderen wordt aangedaan.

De leden van het team moeten steeds unaniem tot een beslissing omtrent de geoorloofdheid van hulpverlening komen. Uitgangspunt is dat de betrokkene de doodveroorzakende handeling zelf verricht. Het middel moet dus eenvoudig toegediend kunnen worden, bij voorkeur via de mond, en reanimatie moet daarna niet meer mogelijk zijn. Ook moeten er garanties zijn dat het middel niet misbruikt wordt voor moord of verkoop. De commissie zal in principe geen leeftijdsgrenzen hanteren; ook minderjarigen zouden in aanmerking moeten kunnen komen, met uitzondering van zeer jonge kinderen, die de draagwijdte van een dergelijke beslissing nog niet kunnen beseffen. Ook detentie mag het beschikkingsrecht over het eigen leven niet beperken.

In dergelijke gevallen zou de minister van Justitie uitsluitsel moeten geven. Voor psychiatrische patiënten die opgenomen zijn op grond van een krankzinnigenverklaring, geldt dat niet voldaan is aan de voorwaarden; zij mogen dus niet geholpen worden met zelfmoord. Overigens meent de commissie dat een zelfmoordpoging op zichzelf geen grond mag zijn waarop van krankzinnigheid gesproken kan worden, en dat inbewaringstelling pas mag plaatsvinden nadat de vraag beantwoord is of bij die zelfmoord van krankzinnigheid sprake was.