o., overheidsbeleid ten aanzien van vreemdelingen die in het land (willen) verblijven.
© Er bestaat een spanning tussen de wens van de Ned. overheid enerzijds een zo restrictief mogelijk toelatingsbeleid te voeren op grond van de sociaaleconomische toestand en de bevolkingsdichtheid en anderzijds de politieke en sociale nood van vreemdelingen die hun heil in Nederland komen zoeken. Zeer duidelijk is die spanning tot uiting gekomen in het spectaculair gestegen aantal korte gedingen tegen uitzetting (1977:77,1978:219,1979: 539). Aan het eind van de jaren zeventig deden veel Armeense en Syrisch-orthodoxe christenen uit Turkije in Nederland een verzoek om toelating als vluchteling; de asielzoekers gingen in april 1979 zelfs tot bezetting van de kathedraal van Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch over. In de Notitie inzake het Vreemdelingenbeleid, die in juni 1979 aan de Tweede Kamer werd aangeboden, werd een beschrijving gegeven van het vreemdelingenbeleid. Tevens werden verbeteringen aangekondigd ten behoeve van buitenlandse vrouwen en kinderen van buitenlandse werknemers, de zgn. tweede generatie. Na drie jaar verblijf in Nederland bij de echtgenoot is echtscheiding geen grond meer voor het intrekken van de verblijfsvergunning. De tweede generatie kan alleen een verblijfsvergunning worden geweigerd op grond van ernstig crimineel gedrag. → Arbeid Buitenlandse Werknemers, Wet, → gastarbeid.
Litt. A.H.J.Swart, Toelating en uitzetting van vreemdelingen (1978).