Gepubliceerd op 17-01-2021

Sam noejoma

betekenis & definitie

Namibisch vrijheidsstrijder, *12.5.1929 Ongandjera. Noejoma is lid van de Ovambostam en was reeds op jeugdige leeftijd een fel tegenstander van de apartheidspolitiek.

In 1960 ging hij in ballingschap. Samen met Herman Toivo Ja Toivo en anderen stichtte hij de vrijheidsbeweging SWAPO (South West African People’s Organization). Hij leidt de buitenlandse vleugel die hoofdzakelijk bestaat uit in ballingschap levende leden van de Ovambostam. Het hoofdkwartier hiervan is in Lusaka (Zambia) en de operaties naar Namibië worden van daaruit ondernomen. Noejoma kant zich tegen een etnische federalisering van Namibië en pleit voor zelfbeschikkingsrecht als eenheid.organische stoffen geproduceerd) maar ook de kwaliteit van deze stoffen is van grote invloed op de mate van verontreiniging. Door hun persistentie en vetoplosbaarheid hopen deze stoffen zich op in voedselketens (accumulatie). De zware metalen zoals kwik, lood en cadmium vormen een andere groep van persistente milieuvervuilende stoffen. Sommige van deze stoffen zijn al in zeer lage concentraties schadelijk voor organismen, en kunnen daardoor bestaande ecologische evenwichten verstoren. Daarnaast zijn effecten mogelijk op het abiotisch milieu, zoals beïnvloeding van het klimaat door kooldioxide en aantasting van de ozonlaag. Tenslotte kunnen zich onvoorziene neveneffecten voordoen zoals de diffusie van oplosmiddelen (benzeen, tolueen) en bestrijdingsmiddelen (methylbromide) vanuit stortplaatsen of bespoten gebieden, in kunststofwaterleidingen en de aantasting van gebouwen door zwaveldioxide.

Stoffen die mogelijk schade aan het milieu kunnen veroorzaken, noemt men wel milieugevaarlijke stoffen. In industrie en huishouding worden naar schatting 20000-65000 van dergelijke stoffen in enigerlei vorm toegepast. Slechts 11000 hiervan vallen onder wettelijke regelingen, zoals de geneesmiddelenwet of de milieuwetgeving. Van ca. 8000 stoffen zijn toxicologische gegevens bekend.

Verspreiding In het milieu kunnen milieugevaarlijke stoffen omgezet worden door natuurlijke processen, zoals oxidatie, microbiële afbraak en metabolische omzettingen (in organismen). Bij de verspreiding zijn van belang de eigenschappen van de stof, de wijze waarop de stof in het milieu terecht komt, de hoeveelheid die in bodem, lucht en water aanwezig is en de opname door organismen. De mens neemt schadelijke stoffen op omdat deze in lucht, (drink)water, bodem (b.v. stof) en voedsel terecht zijn gekomen.

Fysische milieuverontreiniging De geschetste toename van de groei en de welvaart leidde ook tot een overmaat aan fysische verschijnselen zoals → straling, warmte en → geluid. Het vrijkomen van radioactieve straling is niet alleen een gevolg van het gebruik van radioactief materiaal; in sommige produkten komen radioactieve verontreinigingen voor, zoals in gipsplaten gemaakt uit afvalgips van de kunstmestindustrie. Het radioactieve materiaal is hier reeds in de grondstof, nl. het fosfaaterts, aanwezig. Geluid is een gevaarlijke vorm van milieuverontreiniging. De mens is geneigd zich psychologisch hieraan aan te passen, fysiologisch is dat onmogelijk. Effecten van geluidshinder zijn daarom vaak van psychologische aard; zo is stress een bekend effect van geluidshinder.

Thermische verontreiniging, een teveel aan afgifte van warmte, ontstaat b.v. bij het lozen van koelwater op oppervlaktewateren. Daardoor kan zuurstofgebrek in het water optreden, hetgeen tot massale sterfte van organismen kan leiden.

Maatregelen ter bestrijding Onderscheid moet worden gemaakt tussen de (noodzakelijke) symptoombestrijding en een wezenlijke aanpak van het probleem. De aanpak van symptomen kan worden gerealiseerd door het opstellen van strenge regels en beperkingen ten aanzien van produktie en consumptie van stoffen, straling en geluid, en vooral een goede controle op de naleving ervan. Een veelheid van gegevens omtrent herkomst, verspreiding en effecten van stoffen is nodig om milieuhygiënische normen op te kunnen stellen. In een zgn. stoffenbalans kan een nuttig overzicht van deze gegevens worden gegeven; hieruit kan men tevens aflezen welke bestrijdingsmaatregelen er genomen zouden moeten worden om bepaalde stoffen op grond van een milieutoxicologische evaluatie te verbieden. Een dergelijke mogelijkheid biedt in de toekomst de Wet gevaarlijke stoffen. Voor milieuaffaires en milieurampen zoals in Lekkerkerk en Krimpen aan de IJssel, zou door overheid en vooral het bedrijfsleven een fonds geschapen kunnen worden, dat de verwijdering van de oorzaak (meestal dumping van chemische stoffen in het verleden) bekostigt, volgens het principe van ‘de vervuiler betaalt’.

Een wezenlijke aanpak van het probleem houdt een verandering in van de mentaliteit van de mens en van het huidige systeem, dat gebaseerd is op economische groei. Een aantal wettelijke maatregelen die in voorbereiding zijn, zoals de Wet gevaarlijke stoffen en de bepalingen omtrent de → milieu-effectrapportage getuigen van een meer op de ecologische benadering steunend milieubeleid van de Ned. overheid. Het gevaar bestaat echter dat het simpel opvolgen van de in deze wetten opgestelde bepalingen de mening doet postvatten dat men met het milieu rekening heeft gehouden. Daarvoor is echter meer vereist, nl. een aanzet om de mens te brengen tot milieuvriendelijker en milieubewuster handelen.

Wettelijke maatregelen De Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne van 13.6.1979 kan gezien worden als de spil waarom het hele stelsel van milieuwetten en beschikkingen draait. Hierin worden de procedures geregeld ten aanzien van het geven van beschikkingen naar aanleiding van aanvragen om vergunningen of ontheffingen welke de milieuhygiëne betreffen. De wet beoogt de inspraak- en beroepsmogelijkheden op de aanvragen te verbeteren en de doelmatigheid van het besluitvormingsproces te verhogen. Tevens worden de bepalingen met betrekking tot de milieu-effectrapportage hierin geregeld. Het stelsel van milieuwetten wordt verder gevormd door: de Hinderwet van 15.5.1952, de Mijnwet van 1903, de Wet Luchtverontreiniging van 26.11.1970, de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren van 13.11.1979, de Wet Olieverontreiniging Zeewater van 9.7.1958, de Wet Verontreiniging Zeewater van 5.6.1977, de Wet Bodemverontreiniging (in voorbereiding), de Ontgrondingenwet van 27.10.1965, de Wet Geluidshinder van 16.2.1979, de Kernenergiewet van 21.2.1963, de Afvalstoffenwet van 23.6.1977, de Bestrijdingsmiddelenwet van 12.7.1962, de Wet Chemische Afvalstoffen van 11.2.1976, de Wet Gevaarlijke Stoffen (in voorbereiding).

Litt. H.Peters, Van milieuvervuiling naar milieubeheer (1971); Algemene inleiding in de milieuproblematiek, uitg. Instituut voor Milieuvraagstukken, Vrije Universiteit (1980).