Gepubliceerd op 17-01-2021

Robot

betekenis & definitie

[<Tjechisch robota, arbeid], m. (-s), machine die ingericht en geprogrammeerd is voor het zelfstandig uitvoeren van repeterende handelingen en werkzaamheden van het industriële produktieproces.

© Aanvankelijk werden industriële (semi)automaten ontworpen en gebouwd om de arbeidende mens te ontlasten van geestdodende lopende-bandwerkzaamheden. Later werden geautomatiseerde werkmachines ingezet op plaatsen die voor mensen gevaarlijk of ontoegankelijk zijn. Dit waren voornamelijk de zgn. tele-operators; al of niet mobiele semi-automaten, uitgerust met stalen grijparmen of manipulators, die op afstand konden worden bediend. Zij worden b.v. ingezet bij werkzaamheden in kernreactoren, bij het behandelen van radioactief materiaal, in hoogovens voor werkzaamheden bij zeer hoge temperaturen en voor werkzaamheden aan onderwaterconstructies.

De moderne robot kan zelfstandig werkzaamheden uitvoeren. Hij ziet er net zo uit als vele andere machines, en is dus geen metalen nabootsing van het menselijk lichaam. In zijn basisopzet bestaat een industriële robot uit een zuil waaraan een beweegbare werkarm is gemonteerd. De robot wordt bediend door een elders opgesteld (of ingebouwd) microcomputersysteem, dat een geheugen met stuurinstructies bevat. De robot kan werkzaamheden uitvoeren aan halfprodukten die op een lopende band aan hem voorbijtrekken. De werkhand van de robot kan bestaan uit een verfspuit, een boormachine, een lasapparaat, een pneumatische schroevedraaier en een tang voor het manipuleren van werkstukken enz.

De werkzaamheden moeten eerst aan de robot worden voorgedaan. De microcomputer wordt op ‘opname’ gezet en de mens voert de robot langs een volledige bewegingen- en handelingencyclus. Elke beweging in het horizontale en verticale vlak, elke draaiing en elke handeling, zoals het openen of sluiten van een ventiel, het laten draaien van een boortol of het openen en sluiten van een stroomkring, wordt in digitale of analoge stuursignalen omgezet en op de eindloze magneetband (of op een andere wijze) vastgelegd. Als de robot op deze wijze langs een complete arbeidscyclus is gevoerd, kan hij het voortaan zelf. Aan de hand van de vastgelegde stuursignalen wordt de voorgedane arbeidscyclus perfect nagebootst. Meestal zijn de robots herprogrammeerbaar, zodat zij voor tal van werkzaamheden kunnen worden ingezet.

De mogelijkheden van deze robots zijn echter nogal beperkt. Om dienstbaar te kunnen zijn in een gegeven arbeidsproces is het gewoonlijk nodig dat arbeidsproces aan de immobiliteit en directe manier van werken van de robot aan te passen.

Het antwoord op deze beperkingen is een nieuwe generatie van veelzijdige industriële robots. Deze zgn. smart robots (slimme robots) zijn ontwikkeld door gespecialiseerde bedrijven als Unimation, Hitachi, General Electric en Westinghouse. Bij de ontwikkeling is gebruik gemaakt van de resultaten van de robotica, de tak van computerwetenschap die zich toelegt op het ontwikkelen van machines met een kunstmatige intelligentie. Smart robots kunnen worden uitgerust met kunstmatige zintuigen: een videocamera als oog, een microfoon als oor en piëzo-elektrische contacten als tastzin tuigen. Met hun videocamera’s en een patroonherkenningsprogramma kunnen deze robots zien wat zij op een gegeven moment doen en zelfstandig signaleren als er iets fout gaat. De programma’s die hun handelingen en werkzaamheden besturen kunnen zo veelzijdig zijn dat de robots zelfstandig allerlei storingen kunnen opheffen en plotseling optredende problemen kunnen oplossen. (→ kunstmatige intelligentie). Smart robots worden in toenemende mate ingezet bij assembleringswerkzaamheden, zoals het in elkaar zetten van automotoren en -carrosserieën, fijnmechanische apparatuur, zoals uurwerken en schrijfmachines, en zelfs bij het samenstellen uit losse onderdelen van industriële robots.

De invloed van industriële robots op de arbeidsverhoudingen is ingrijpend en zal ongetwijfeld nog ingrijpender worden. Met het veelzijdiger en intelligenter worden van nieuwe generaties industriële robots kunnen deze machines alles doen wat de arbeidende mens ook kan. Bovendien doen robots het werk gewoonlijk sneller, accurater en zonodig 24 uur per etmaal. De vakorganisaties maken zich dan ook zorgen over ‘de opmars van de robots naar werkplaatsen en fabrieken’. Het probleem is in studie genomen bij de International Labour Organization (ILO) van de VN. Het streven van de vakorganisaties is er op gericht robots pas tot het arbeidsproces toe te laten, wanneer de inzet van deze machines geen nadelige invloed heeft op de bestaande werkgelegenheid.

Dat dit streven niet altijd succes heeft, blijkt uit het voorbeeld van de geheel geautomatiseerde autofabriek van Datsun te Zoema (Japan), waar een groot aantal robots is ingezet. Afb.p.525.

Litt. E.Albarda, De wondere wereld van de chips (1981).

< >