Tsjechisch schrijver, *20.7.1928 Praag. Kohout studeerde litteratuur en filosofie in Praag en werkte als journalist en radioverslaggever en als cultureel attaché in diplomatieke dienst te Moskou.
Na 1955 wijdde hij zich geheel aan de litteratuur. Kohout uitte in zijn werk felle kritiek op de Tsjechoslowaakse regering. Dit leidde in 1969 tot een verbod van zijn boeken, terwijl in 1970 de opvoering van zijn stukken werd verboden. In 1980 ontnamen de Tsjechoslowaakse autoriteiten hem zijn staatsburgerschap en emigreerde Kohout naar Oostenrijk. Aanvankelijk was hij vooral bekend als schrijver van toneelstukken, die o.a. in Duitsland zijn naam vestigden, zoals Takova laska (1957; Duitse vert. Solche Liebe, 1958), Josef Schwejk (1963), August, August, August (1967), Armer Mörder (1972), Krieg im 3.
Stock (1973). Kohout is vooral een van de bekendste hedendaagse Tsjechische schrijvers geworden door zijn briefwisseling met de Duitse schrijver G.Grass (Briefe über die Grenze; 6 dln. 1968) en door zijn satirische prozawerken Aus dem Tagebuch eines Konterrevolutionärs (oorspronkelijk in Duits 1969; Ned. vert. Uit het dagboek van een contrarevolutionair, 1970) en Weissbuch in Sachen Adam Juräcek ... kontra Sir Isaak Newton (oorspronkelijk in Duits 1970; Ned. vert. Witboek in de zaak Adam Juräcek ... contraSir Isaac Newton, 1972). Verder schreef hij: Zórijové noci (1956; Septembernachten), Tfeti sestra (1960; Duitse vert. Die dritte Schwester, 1962) en Cesta kolem svëta za 80 dm (1962; Reis om de wereld in 80 dagen), Die Henkerin (1973).