[<Eng.: Océan Thermal Energy Conversion, omzetting van thermische energie in oceanen], energiewinningssysteem dat gebruik maakt van het temperatuurverschil tussen het warme oppervlaktewater en het koude water (5 °C) uit diepere lagen (tot 1000 m).
Hoe groter het verticaal gemeten temperatuurverschil in de oceanen is des te meer energie kan worden gewonnen. Het temperatuurverschil wordt gebruikt om een gesloten Rankine-cyclus aan te drijven. Ammonia is voorlopig gekozen als werkvloeistof. De warmte van het oppervlaktewater wordt gebruikt om vloeibare ammonia te verdampen. De daarbij vrijkomende verdampingswarmte kan via warmtewisselaars worden opgevangen en gebruikt om een generator aan te drijven waarmee elektriciteit wordt opgewekt. Daarna wordt de ammonia gecondenseerd met behulp van het koude water waarna een nieuwe cyclus begint.
Voor de kust van Hawaii levert een proefcentrale, de miniOTEC , 50 kW (effectief) aan elektriciteit. Verder is men bezig met de bouw van de OTEC-1, die eveneens voor Hawaii 1MW moet gaan leveren, waarna volgens de Amerikaanse OTEC-wet van sept. 1980 voor 1986 een tweetal centrales van elk 40 MW (effectief) moeten worden gebouwd.
Een groot voordeel van het OTEC-project ligt in het feit dat een OTEC-centrale als het ware de zee gebruikt als opslagplaats voor zonne-energie en daardoor continu kan produceren; dit in tegenstelling tot zonnecellen en windmolens. De toepassing beperkt zich echter wel tot tropische of subtropische gebieden omdat daar het temperatuurverschil ca. 20 °C bedraagt, hetgeen maximaal rendement oplevert van 7 %. Door allerlei verliezen bedraagt het nettorendement ca. 2,5 %. In koudere gebieden is het temperatuurverschil te gering. De belangrijkste problemen bij het OTEC-project zijn nog de verankering van de centrale bij waterdiepten tot meer dan 1000 m en de constructie van de lange koudwaterpijp. De pijp moet licht genoeg zijn om zijn eigen gewicht te kunnen dragen en sterk genoeg om de sterke pompdrukken te kunnen weerstaan (een centrale van 40 MW (effectief) gebruikt 3200001 water per seconde).
De mini-OTEC en de OTEC-1 gebruiken pijpen van polyethyleen. Die van de OTEC-1 is 670 m lang en heeft een doorsnede van 1,3 m. De constructie van de pijp en de bevestiging aan het platform moeten flexibel genoeg zijn om de bewegingen die worden veroorzaakt door golven en stromingen te kunnen opvangen. Daartoe wordt de pijp opgedeeld in segmenten die flexibel met elkaar zijn verbonden. Ook denkt men voor de grotere centrales de pijpen te kunnen maken van glasvezelversterkte polyester. Geschat wordt dat in de jaren negentig de kosten van elektriciteit, opgewekt met een OTEC-centrale, vergelijkbaar zijn met de kosten van op conventionele wijze opgewekte elektriciteit.