Gepubliceerd op 17-01-2021

Magnetische zin

betekenis & definitie

het vermogen de richting van het (aard)magnetische veld te kunnen waarnemen en gebruiken bij de oriëntatie.

In de periode 1976—78 experimenteerde de Engelsman R.R.Baker met studenten van de universiteit van Manchester. Hij liet hen geblinddoekt via kronkelwegen verplaatsen over afstanden variërend van 6—52 km; vervolgens moesten zij (nog steeds geblinddoekt) aangeven in welke richting zij zich bevonden ten opzichte van het vertrekpunt. Daarna liet hij hen hetzelfde nog eens doen zonder blinddoek. De resultaten waren nogal verrassend, want mét blinddoek konden de proefpersonen de gevraagde richting gemiddeld met grotere nauwkeurigheid aangeven dan zonder blinddoek. Dikwijls raakten de proefpersonen wanneer de blinddoek aan het einde van de rit werd weggenomen juist gedesoriënteerd, en konden zij vóór dat moment gewoonlijk vrij goed de juiste richting aangeven (afb. 1). Verder bleken op zonnige en bewolkte dagen even goede resultaten behaald te kunnen worden, en behaalden de personen die goed bekend waren met het plaatselijke wegennet geen duidelijk betere resultaten dan de overigen. Dat het hier niet gaat om b.v. een zeer goed geheugen bewijst het feit, dat de nauwkeurigheid van richtingsschatting niet afneemt naarmate de verplaatsingsafstand toeneemt.

In 1979 zijn deze experimenten herhaald, waarbij op het hoofd van alle (wederom geblinddoekte) proefpersonen een staafmagneet was bevestigd (de helft echter droeg, zonder dat te weten, slechts een namaakmagneet). Bij deze experimenten bleken alle personen met de namaakmagneten hetzelfde te presteren als in het eerste experiment. De personen met een echte staafmagneet maakten daarentegen richtingsschattingen die consequent gemiddeld 90° afweken van de werkelijke richting. Verdere experimenten zijn gedaan met regelbare elektromagneten, ondergebracht in plastic helmen. Liet men de proefpersonen niet-geblinddoekt rondwandelen in een zonovergoten bos, dan nog traden zeer significante oriëntatieverschillen op al naar gelang de elektromagneet al dan niet in werking was (buiten medeweten van de drager). Ook de polariteit van de elektromagneet kon gewijzigd worden, en beïnvloedde op wetmatige wijze de resultaten (afb. 2). Gebleken is verder dat de magnetische zin, waarvan het bestaan door de beschreven experimenten voldoende bewezen geacht kan worden, niet werkzaam is tijdens de slaap, alsook dat dit ‘zintuig’ bij vrouwen nauwkeuriger werkt dan bij mannen.

Ook bij sommige dieren is een magnetische zin aangetroffen. Bekend is b.v. dat wanneer postduiven onderweg naar de losplaats blootgesteld worden aan een veranderend magnetisch veld, zij een andere vertrekrichting kiezen dan postduiven die alleen blootgesteld waren aan het aardmagneetveld. Afb.p.403.