Gepubliceerd op 17-01-2021

Landschapspark

betekenis & definitie

o. (-en), een door de Ned. overheid als zodanig aangewezen gebied van ten minste 10000 ha, dat bestaat uit natuurterrein, water en/of bossen, cultuurgronden en nederzettingen met grote rijkdom aan natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten, en cultuurhistorische waarden.

© Als zodanig moeten de landschapsparken een samenhangend geheel vormen. Het beleid van de overheid is er op gericht om het specifieke en gedifferentieerde karakter van de gebieden in stand te houden en te ontwikkelen. Hierbij tracht men rekening te houden met de sociaal-culturele en economische belangen van de bevolking die in deze gebieden woont en werkt. Begin 1975 werd aan de Tweede Kamer de Relatienota, een van de zgn. Groene Nota’s aangeboden waarin o.a. een advies omtrent landschapsparken was neergelegd, opgesteld door de interdepartementale commissie Nationale Parken en Nationale Landschapsparken. In dit advies werd gepleit voor het instellen van 17 nationale landschapsparken in Nederland.

Tevens werd geadviseerd om ervaring op te doen in een vijftal gebieden: Noordwest-Overijssel, Veluwe, het gebied rond Winterswijk, Waterland (Noord-Holland) en Mergelland (Zuid-Limburg). Het grootste probleem bij het instellen en behouden van landschapsparken is het vinden en handhaven van een goede verhouding tussen het behoud van een waardevol landschap en de belangen van de mensen die er wonen en werken. Dit geldt vooral voor de boeren, die in het genoemde advies een belangrijke beheersfunctie toegewezen krijgen. Dat houdt in dat zij in grote mate verantwoordelijk zullen zijn voor het behoud van de ecologische en culturele waarden van de gebieden. De bedoeling is om gelden beschikbaar te stellen voor onderhouds- en beheersovereenkomsten met de betrokken landeigenaren en -gebruikers. Zij dienen zich daarbij te verplichten om tegen geldelijke vergoedingen bepaalde handelingen na te laten of bepaalde onderhoudswerkzaamheden te verrichten.

Bij voorlichtingsavonden die voor dit doel waren georganiseerd bleek echter dat het overgrote deel van de boeren tegen dit plan was: door de op te stellen overeenkomsten zou hun vrijheid van handelen in zeer veel opzichten worden beperkt; ze zullen waarschijnlijk steeds meer afhankelijk worden van de hun toegewezen overheidsvergoeding, omdat strenge beperkingen zullen worden opgelegd aan het uitbreiden en het intensiveren van de landbouwbedrijven. Op bedrijven waar dit wél gebeurt, blijkt de intensivering, voorlopig in ieder geval, grote voordelen op te leveren. Ten opzichte van deze bedrijven komen de boeren in de landschapsparken dus in een nadelige positie te verkeren, d.w.z. wat de bedrijfsvoering aangaat. Een ander bezwaar betrof de manier waarop in de Relatienota door de overheid over de toekomstige positie van de boer werd beslist zonder hem daarbij intensief te betrekken.

De regering hoopt in 1981 gereed te zijn met de onderhandelingen met provincies, boeren e.d. over de grenzen van de aangewezen gebieden. In een aantal gevallen zullen in de buurt van de landschapsparken gebieden worden aangewezen die volledig beschermd natuurreservaat moeten worden. Bij Winterswijk b.v. gaat het voorlopig om 1500 ha landschapspark en 500 ha natuurreservaat; in Mergelland is dat resp. 2000 en 1800 ha.