v. (-en), herziening van de grondwet.
© In 1971 bracht de Ned. Staatscommissie van Advies inzake de Grondwet en de Kieswet (de zgn. commissie-Cals/Donner) haar eindrapport uit over de wenselijkheid van een algemene grondwetsherziening. Al vrij snel bleek, dat voor een aantal wijzigingsvoorstellen geen parlementaire meerderheid te vinden zou zijn; de belangrijkste daarvan waren de aanwijzing van de kabinetsformateur door de kiezers en de invoering van een beperkt districtenstelsel bij verkiezingen. Vele andere voorstellen zijn inmiddels in de vorm van afzonderlijke wetsontwerpen bij de Tweede Kamer ingediend.
De nieuwe grondwet zal naar verwachting in acht hoofdstukken worden verdeeld:
1. grondrechten;
2. regering;
3. Staten-Generaal;
4. vaste colleges;
5. wetgeving en bestuur;
6. rechtspraak;
7. provincies, gemeenten, waterschappen en andere openbare lichamen;
8. herziening van de grondwet.
De vier wetsontwerpen waaruit het belangrijke hoofdstuk 1 bestaat (over de vrijheidsrechten, de sociale grondrechten, het recht op onderwijs en het Nederlanderschap) werden ingediend in 1976. Het gaat daarbij o.a. om het → toetsingsrecht van rechters, de mogelijkheden tot beperking van de grondrechten, het verbod op discriminerende maatregelen, de vrijheid van godsdienst, van meningsuiting en van betoging, het briefgeheim; de bestaanszekerheid van de bevolking, de bescherming van het milieu, voldoende woongelegenheid, de mogelijkheden tot maatschappelijke en culturele ontplooiing. In 1978 waren de wetsontwerpen ingediend die horen bij de hoofdstukken 1,3,5,7 en 8. In 1979 werd een aantal voorstellen tot wijziging van de grondwet door de Tweede Kamer aangenomen, o.a. voor het verlenen van kiesrecht voor de gemeenteraad aan buitenlanders. Het definitieve wetsvoorstel daartoe werd echter begin 1981 met een krappe meerderheid verworpen.
In België wordt sinds 1978 opnieuw een herziening van de grondwet voorbereid. De oorspronkelijke bedoeling was alleen het opheffen van de onverenigbaarheid van grondwettelijke bepalingen met sommige punten uit het → Egmontpact, maar na de val van het tweede kabinet-Tindemans en de mislukking van het gemeenschapsakkoord, is de lijst met voor herziening vatbare bepalingen aanzienlijk uitgebreid. Deze lijst is opgenomen in het ‘ontwerp 476 van verklaring tot herziening van de grondwet’, waarvan de bespreking door de Senaat in nov. 1978 is begonnen, De hoofdbedoeling is een grondige staatshervorming mogelijk te maken, vooral in verband met de bevoegdheden en de onderlinge relaties tussen nationale en regionale instellingen.
Bij de vorige herziening (1970) werd o.a. een nieuwe bestuurslaag in het leven geroepen, nl. agglomeraties en federaties van gemeenten. De vijf randfederaties van de Brusselse agglomeratie (Halle, Vilvoorde, Asse, Zaventem en Tervuren) zijn echter met ingang van 1977 weer afgeschaft. De Antwerpse agglomeratie gaat op 1.1.1983 van start, en ook het grondgebied van de andere agglomeraties (Charleroi, Gent en Luik) is inmiddels vastgesteld. Elke agglomeratie heeft een raad en een uitvoerend college. De raad wordt elke zes jaar direct gekozen door hen die ook de gemeenteraad kiezen; het aantal leden bedraagt minimaal 15 en maximaal 83, afhankelijk van het aantal inwoners. Het college wordt elke zes jaar door de raadsleden uit hun midden gekozen en omvat minimaal 3, maximaal 9 leden.
Deze beide organen oefenen de bevoegdheden uit die de wetgever aan de gemeenten heeft ontnomen of door de gemeenten vrijwillig zijn overgedragen. Zij hebben ook fiscale bevoegdheden. Voor de Brusselse agglomeratie bepaalt de grondwet bijzondere regels, die rekening houden met de tweetaligheid van deze stad.