Gepubliceerd op 17-01-2021

Finland

betekenis & definitie

(Suomen Tasavalta-Republiken Finland), republiek in Noordoost-Europa, 337009 km2 (ca. 10 % water). Hoofdstad: Helsinki.

BEVOLKING EN ECONOMIE De Finse bevolking bedroeg in 1978 ca. 4,76 mln. De bevolkingsgroei is gering met ca. 63000 geboorten per jaar. Vooral ten gevolge van de industrialisatie neemt de urbanisatie toe.

De 270000 km2 (ca. 70 % van de totale oppervlakte) bos vormen nog steeds de belangrijkste economische basis met ruim 40 mln. m3 hout. Hout, cellulose en papier vertegenwoordigen 60 % van de uitvoer. Akkerbouw en veeteelt blijven vrij stabiel; dit geldt ook voor de melkproduktie. De varkensteelt en daarmee ook de vleesproduktie nemen toe. De ontginning van ertsen, vooral van ijzererts, breidt zich uit. De ijzer- en staalproduktie gaat in stijgende lijn, evenals die van cement.

De textiel- en de sigarenindustrie nemen af. De opwekking van elektriciteit steeg in de jaren zeventig met 40 % tot 34,2 mln. kWh, waarvan 28 % door waterkracht werd opgewekt. Het bruto nationaal produkt steeg van 1970-80 van $ 3470 tot $ 6980 per hoofd van de bevolking.

POLITIEK Van 1966-71 is Finland geregeerd door een centrum-linkse coalitie, waarvan ook de Communistische Partij (Volksdemocratische Unie) deel uitmaakte. In 1971 werd een sociaal-democratisch minderheidskabinet gevormd, dat in 1972 plaats maakte voor een centrum-linkse coalitie zonder communisten. Die coalitie regeerde van sept. 1972 tot juni 1975, toen zij onder druk van economische tegenslagen (inflatie, groot tekort op de handelsbalans) aftrad. In dit kabinet-Sorsa waren vier partijen — de Sociaal-Democratische Partij, de Zweedse Volkspartij, het Centrum en de liberalen — vertegenwoordigd. Bij de parlementsverkiezingen van sept. 1975 leden de sociaal-democraten lichte verliezen, maar bleven zij de grootste partij. In het eenkamerparlement met in totaal 200 zetels liep hun fractie terug tot 54 zetels.

De Volksdemocratische Unie kwam met 40 zetels op de tweede plaats. Na een lange formatieperiode werd, opnieuw na actieve tussenkomst van de president, eind nov. een nieuwe coalitieregering gevormd onder leiding van Martti Miettunen (Centrumpartij). De andere partners waren: de sociaal-democraten, de communisten en de twee kleine liberale partijen. Deze kabinetsformatie heeft in de Communistische Partij de spanningen tussen de dogmatische minderheid en de meer op samenwerking ingestelde meerderheid doen toenemen. De eerste groep keerde zich tegen associatie met de EG en bepleitte uitbreiding van de economische samenwerking met de USSR. De regering kon daarom ook slechts op een deel van de communistische fractie rekenen.

De Sovjet-autoriteiten vermeden althans in de openbaarheid een al te nauwe binding met de Volksdemocratische Unie. In mei 1976 werd de regering, ondanks de communistische verwerping van het voorstel tot verhoging van de omzetbelasting, door president U.K.Kekkonen (die in febr. 1978 voor de vijfde maal herkozen werd), overgehaald aan te blijven. Voortdurende onenigheid over de economische politiek leidde in sept. tot het aftreden van de regering. Een nieuw driepartijenminderheidskabinet werd gevormd onder leiding van Miettunen, sociaal-democraten en communisten werden uitgesloten. In mei 1977 werd echter een breed coalitiekabinet gevormd waar alleen de conservatieven buiten bleven. Kalevi Sorsa werd premier.

In jan. 1978 werd een college van kiesmannen gekozen dat de herverkiezing van president Kekkonen tot een formaliteit maakte. Zes partijen, w.o. de grootste, waren overeengekomen de kandidatuur van Kekkonen te steunen. De na een presidentsverkiezing gebruikelijke ontslagaanvrage van het kabinet-Sorsa werd echter meer dan een formaliteit. De sociaal-democraten en de communisten verlieten de coalitie, toen de regering tegen hun wil tot een devaluatie met 8 % besloot. Daarmee was er sprake van een echte kabinetscrisis. Na enkele weken vonden vier van de vijf partijen (de Sociaal-Democratische Partij, het Centrum, communisten en liberalen) elkaar voor een nieuwe regering-Sorsa.

Alleen de Zweedse Volkspartij haakte af. Het programma van de nieuwe regering week niet wezenlijk af van dat van de overige.

Bij de verkiezingen van 18-19.3.1979 leden de vier regeringspartijen een nederlaag: de Sociaal-Democratische partij (—2 zetels), de communisten (-5), het Centrum (—4) en de liberalen (-4). De oppositiepartijen wonnen zetels: de conservatieven 10 en de Boerenpartij 6. Premier Sorsa werd door zijn partijgenoot, Mauno Koivisto, oud-president van de Nationale Bank, opgevolgd. Koivisto verving in de coalitie de liberalen door de Zweedse Volkspartij. De nieuwe regering zette de politiek van steun aan de privé-ondernemingen, die de centrum-linkse regeringen al sinds jaren als basis van hun samenwerking beschouwen, voort. Het grootste probleem bleef de werkloosheid.

Litt. J.P.Vloyants, Silk glove hegemony: FinnishSoviet relations 1944-74 (1975).

< >