Italiaans filosoof en essayist, *26.2.1929 Brescia. Severino studeerde aan de universiteit van Pavia, waar hij in 1950 docent in de theoretische filosofie werd.
Van 1963 - 70 was hij gewoon hoogleraar wijsbegeerte aan de Katholieke Universiteit van Milaan. Vanaf 1970 bekleedde hij een leerstoel aan de universiteit van Venetië en was hij directeur van het Istituto di Studi Filosofici aldaar. Hij publiceerde o.a. La coscienza (1948), Note sul problematicismo italiano (1950), Heidegger e la metafisica (1950), La struttura originaria (1958), Per un rinnovamento dell’interpretazione della filosofia fichtiana (een studie over Fichte), en Essenza del nichilismo (1972). In navolging van Heidegger stelt Severino dat het nihilisme wortelt in de Griekse metafysica, maar hij heeft die stelling op actuele, sociale en technische gebieden toegepast. Gli abitatori del tempo (1978) is een discussie met het humanisme in crisis zoals dit vertegenwoordigd wordt door Italiaanse denkers van christelijke, burgerlijke of marxistische inspiratie. De eigentijdse problemen van de Italiaanse maatschappij komen, behalve in talrijke artikelen in de Corriere della Sera en in Europeo, vooral scherp aan de orde in Techne, le radici della violenza (1979). De beschaving van de techniek, een extreme manifestatie van de wil tot macht, is volgens Severino de sterkste vorm van vervreemding.