Gepubliceerd op 17-01-2021

Denemarken

betekenis & definitie

(Kongeriget Danmark), constitutioneel parlementair koninkrijk in Noord-Europa, 43073 km2. Hoofdstad: Kopenhagen.

Tot Denemarken behoren ook de Fasrder en Groenland.BEVOLKING De Deense bevolking bedroeg in 1979 ca. 5,1 mln. Denemarken kent slechts een zeer trage bevolkingsgroei (gemiddeld 0,5 %) als gevolg van een zeer klein geboortenoverschot (geboortencoëfficiënt 12,2 %c\ sterftecoëfficiënt 9,9 %c). De verwachte levensduur bij de geboorte bedraagt 71,1 jaar voor de mannen en 76,8 jaar voor de vrouwen. Van de totale bevolking is 22,3 % jonger dan 15 jaar en 13,7 % ouder dan 65 jaar.

ECONOMIE De landbouw vertegenwoordigt slechts 9 % van de werkgelegenheid, maar levert 14 % op van het bruto nationaal produkt (BNP) en 22 % van de uitvoerwaarde (vooral rundvlees, varkensvlees en boter). Van de totale Deense oppervlakte is 68 % landbouwgrond, verdeeld over akkerland (90 %) en weiland (10 %). Dit betekent dat de veestapel hoofdzakelijk met veevoeder wordt gevoed.

De industrie vertegenwoordigt 30 % van de werkgelegenheid en 39 % van het BNP. De Deense industrie moet het geheel stellen zonder eigen ertsen en energiebronnen. Het recent in de Noordzee aangeboorde aardolieveld leverde in 1979 nog maar 4500001 ruwe aardolie, tegenover een verbruik van ruim 18 mln. t. In de industrie ligt de nadruk op o.a. de vele van de landbouw afgeleide industrietakken (o.a. bier, voedingswaren, veevoeders), de scheepsbouw, de petrochemische nijverheid en de elektrotechnische apparaten (o.a. dieselmotoren). Ook de visvangst (ca. 2 mln. t in 1979; grootste uitvoerder in de wereld na Noorwegen), het toerisme en de handelsvloot zijn niet onbelangrijk.

In dec. 1979 diende de regering een economisch saneringsprogram in, dat maatregelen bevat om de inflatie te bestrijden en de export te stimuleren.

POLITIEK Op 13.12.1975 vormde A.Jörgensen een nieuwe sociaal-democratische minderheidsregering. De voortdurende economische crisis werd bestreden met een expansieve financiële politiek. Door middel van de zgn. septemberovereenkomst wist Jörgensen steun voor zijn politiek te verwerven van de liberalen, de radicalen, de Christelijke Volkspartij en de centrum-democraten (rechtse splinterpartij). Op 15.2.1977 liet Jörgensen nieuwe verkiezingen uitschrijven, omdat hij niet genoeg steun kreeg vanuit het parlement voor een nieuw pakket maatregelen; de regering achtte aanvaarding daarvan noodzakelijk in verband met de loononderhandelingen die op het punt stonden te beginnen. De verkiezingen brachten de liberalen een spectaculaire nederlaag. De sociaal-democraten boekten winst.

De partij kon in het parlement nu op 65 van de 169 zetels rekenen. De grote verliezer was de Venstre-partij van Poul Hartling. Na de verkiezingen vormde Jörgensen een nieuw sociaal-democratisch minderheidskabinet. De linkervleugel van de Sociaal-Democratische Partij wilde niet met conservatieven, rechtse christen- en centrum-democraten in een kabinet gaan zitten.

In 1974 ondertekende Denemarken, samen met zes andere Baltische-Zeelanden, de Conventie van Helsinki over de bestrijding van de vervuiling van de Baltische Zee. In tegenstelling tot het moederland spraken de Fterper zich tegen toetreding tot de EG uit. Wel aanvaardden zij een bijzonder handelsakkoord waardoor de Faeröer minder vis naar de EG hoefden uit te voeren. Ook Groenland was niet zonder meer volgzaam ten opzichte van Denemarken. In het voorjaar van 1976 maakte de regering van Groenland bekend dat het tegen de lente van 1979 onafhankelijkheid wenste. Tevens ontzegden de Groenlanders Denemarken het recht op de bodemschatten van hun eiland.

Om tot een regeling van deze problemen te komen werd op 20.11.1975 een Landsraad als consultatief orgaan voor Groenland opgericht. In 1979 koos Groenland bij referendum voor beperkt zelfbestuur (in zaken als onderwijs, cultuur, kerk, sociale zaken, werkgelegenheid en milieu). De Groenlandse inkomsten blijven echter voor 85 % uit Deense subsidies bestaan.

Het kabinet maakte in mrt. 1977 bekend dat het met de radicaal-liberalen, de centrum-democraten, de conservatieven en de Christelijke Volkspartij overeenstemming had bereikt over een aantal politieke programpunten (o.a. ten aanzien van werkgelegenheid en defensie). Een grote staking kon voorkomen worden door de totstandkoming van een collectieve arbeidsovereenkomst voor twee jaar. In aug. stelde de regering Jörgensen een uitgebreid pakket van economische maatregelen voor. De omvang van de economische crisis waarin Denemarken verkeerde, bevorderde sterk de samenwerking tussen regeringspartijen, bedrijfsleven en de verschillende belangenorganisaties. In okt. 1977 trad de minister van Defensie en Justitie, Orla Möller, af. De wijzigingen die vervolgens in het kabinet werden aangebracht, leken Jörgensen ruimte te geven voor een meer links georiënteerde politiek.

Het tekort op de betalingsbalans werd inderdaad kleiner. In april 1977 werd de Deense kroon met 3 % gedevalueerd. In aug. 1977 volgde een devaluatie met 5 %. De visserij, voor Denemarken van groot economisch belang, ondervond in de jaren zeventig haar eigen problemen. Met verscheidene buurlanden rezen moeilijkheden. Zo vielen de uitbreiding door Zweden van zijn visserijzone en het in 1967 door Groot-Brittannië gedane voorstel om de haringvangst voor enige tijd stop te zetten, bij Denemarken niet in goede aarde.

Eind aug. 1978 zette premier Jörgensen zijn sociaaldemocratische minderheidsregering om in een coalitie met de rechts-liberale Venstre-partij. Jörgensen streefde hiermee naar grotere stabiliteit in de Deense politiek, maar ook de nieuwe regering kwam in het parlement twee zetels tekort voor een meerderheid. In sept. 1979 viel de regering, omdat een door de liberalen voorgestelde loon- en prijsstop onaanvaardbaar was voor de vakbeweging. De verkiezingen op 23.10 van dat jaar werden een persoonlijk succes voor premier Jörgensen. De sociaal-democraten gingen 1,2 % vooruit, terwijl 4 % winst van de conservatieven te niet werd gedaan door verliezen van andere rechtse partijen. De communisten verdwenen uit het parlement.

Jörgensen vormde opnieuw een wankel sociaal-democratisch minderheidskabinet. Op 6.11.1979 kondigde hij een heel pakket van wetsontwerpen aan. Het doel daarvan was de concurrentie van Denemarken op de buitenlandse markten te vergroten en de uitvoer te doen toenemen. Op 14.1.1979 ging het parlement akkoord met de wet die een stop op de salarissen, honoraria, huren en andere bronnen van inkomsten instelt. Op 29.11.1979 werd de Deense kroon met 5 % gedevalueerd.

Op 10.6.1979 nam ook Denemarken deel aan de Europese verkiezingen. Ca. tweederde van de bevolking stemde voor partijen die de Europese eenheid steunden en ca. eenderde stemde voor de tegenstanders. De verhouding was dezelfde als die bij het referendum over de toetreding tot de EG op 2.10.1972.