een langs operatieve weg aangebracht extra bloedvat (Eng. bypass, omleiding) dat dient om een slechte doorbloeding van de hartwand (gevolg van kransslagadervernauwing) te verbeteren.
De in 1967 voor het eerst uitgevoerde aortocoronaire bypassoperatie bleek zeer succesvol, m.n. voor het bestrijden van angina pectoris, de beklemmende pijn in de borst. Bij deze ingreep wordt met een stuk ader uit het linker- of rechterbeen een nieuwe verbinding aangelegd tussen de aorta en een verstopte of vernauwde kransslagadertak. De operatie kan ook worden uitgevoerd ter voorkoming van een hartinfarct of om de situatie na een hartinfarct te verbeteren.
