Gepubliceerd op 17-01-2021

Afghanistan

betekenis & definitie

(sinds 1978: Da Afghanistan Dimoekratik Djoemhoeriyat), republiek in Voor-Azië, ca. 650000 km2. Hoofdstad: Kaboel.

ECONOMIE Afghanistan bezat in 1979 een bevolking van 17,5 mln. inw.

De landbouw, die 80 % van de beroepsbevolking tewerkstelt, blijft de steunpilaar van de economie en maakt meer dan de helft van het bruto nationaal produkt (BNP) en 80 % van de uitvoer uit. In normale produktiejaren is de voedselopbrengst voldoende. Na de droogteperiode van 1970—71 verminderde de graanproduktie aanzienlijk, maar zij bereikte 3 mln. t in 1977. Een programma voor landhervorming ging in 1979 van start; het werd gevolgd door collectivisering op vrijwillige basis. De industrie levert minder dan 10 % van het BNP, wat nog steeds minder is dan de ambachtelijke nijverheid, zoals o.a. de tapijtweverij; ze stelt 0,7 % van de beroepsbevolking tewerk. De belangrijkste industrieprodukten zijn katoenvezels, kunstmeststoffen, leder- en kunststofwaren.

In 1979 werd met een vijfjarenplan voor uitgebreide industrialisering en verbetering van de infrastructuur begonnen. De invasie van de Sovjetrussische troepen eind 1979 bracht de gehele economische planning in het gedrang.

POLITIEK Afghanistan is een republiek sinds in 1973 koning Mohammed Zahir Sjah werd afgezet door zijn neef en zwager Sardar Daoed, die tot president werd uitgeroepen en autoritair regeerde. Het regime had ook nog in 1974 te kampen met sterke oppositie van traditionele krachten, linksradicale groepen en externe dreigingen. De in sept. 1973 gepleegde tegencoup werd in jan. 1974 onthuld als een Pakistaanse poging het regime omver te werpen. In april voerde Daoed een vergaande zuivering onder hoge luchtmachtofficieren door. Ook in 1975 nam de oppositie tegen het autoritaire regime van Daoed toe, voornamelijk van de kant van de conservatieve krachten (onder wie de jonge legerofficieren die Daoed in 1973 aan de macht hielpen), die zich m.n. bezorgd maakten over de grote invloed van de USSR. In 1976 viel het politieke moderniseringsproces stil.

President Daoed beloofde in mrt. 1976 een grondwet, maar in feite was er sprake van een verder herstel van monarchale tradities. In dec. van dat jaar werd opnieuw een staatsgreep van ontevreden militairen verijdeld. Daarnaast werden de betrekkingen met Pakistan bemoeilijkt door de kwestie van de Pathanen (een Afghaanse minderheid) in Noord-Pakistan. Afghanistan handhaafde zijn aanspraken op Pakistans noordwestelijke provincie. Desondanks heeft Afghanistan na de overstromingen van 1975 de nodige hulp van Pakistan gekregen. De westerse vrees dat door de invloed van de USSR Afghanistan samen met India zou proberen de desintegratie van Pakistan te bevorderen, is in de loop van de jaren zeventig verminderd.

De Indiase regering bleef overigens sympathie tonen voor de Afghaanse aanspraken op Pakistaans grondgebied. Op 27.4.1978 wierpen onderdelen van de Afghaanse strijdkrachten in een bloedig verlopen staatsgreep het regime van president Mohammed Daoed omver. Het aantal doden dat in de Slag om Kaboel en daarna in een reeks executies viel, bedroeg volgens Amerikaanse schattingen 10000 en volgens iets voorzichtiger ramingen 5000. Onder die doden waren o.a. Daoed en een dertigtal familieleden. De staatsgreep werd uitgevoerd door de Revolutionaire Raad van de strijdkrachten onder leiding van een van de jonge officieren die deelnamen aan de staatsgreep waarmee Daoed in juli 1973 de monarchie omverwierp en die hun opleiding in de USSR ontvingen.

Ook vanuit het standpunt van de radicalere officieren had Daoed niet aan de in hem gestelde verwachtingen voldaan. Na de staatsgreep ging de Revolutionaire Raad op in de Republikeinse Revolutionaire Raad. Deze zou een aan hem verantwoordelijke regering benoemen voor de geproclameerde Democratische Republiek Afghanistan. President en premier werd Noer Mohammed Taraki. Op 2 mei werd de vorming van een 21 leden tellend kabinet bekend gemaakt. De nieuwe regering werd direct erkend door de USSR, Bulgarije, Cuba en India.

Pakistan, de VS, Groot-Brittannië, de BRD en Italië erkenden kort daarna de nieuwe regering. Taraki ontkende de westerse commentaren dat Afghanistan een satelliet van de USSR zou zijn geworden en verklaarde dat zijn land een nietgebonden koers zou volgen. Volgens hem hadden de revolutionairen gehandeld overeenkomstig de wetten van de islam, het respect voor de rechten van de mens en de nationale tradities. De nieuwe regering maakte een program van 13 punten bekend dat erop is gericht het land te moderniseren. De hoofdpunten van het binnenlands beleid zijn: landhervorming, verlaging van de prijzen van eerste levensbehoeften, werkverschaffing en controle op het handelsverkeer. De regering van president Taraki en eerste-minister Hafizoellah Amin kreeg sterke tegenstand van twee islamitische bewegingen, die op 11.3.1979 de heilige oorlog uitriepen, en van minderheden (Tadzjieken, Oezbeken en Toerkmenen) die, gesteund door Iran en Pakistan, naar de wapens grepen.

Het kwam op 28 juni tot betogingen en hevige gevechten in Kaboel. De onbeperkte steun van de USSR leidde tot gevechten en luchtaanvallen op grote schaal en veroorzaakte een ontvolking van de oostelijke provincies, waarvan ca. 270000 bewoners naar Pakistan vluchtten. Op 16.9.1979 werd Taraki na een kabinetsraad doodgeschoten. Hij werd opgevolgd door de pragmatische Amin die in nov. een akkoord sloot met Chomeiny, waardoor het westen van het land enigszins tot rust kwam. Eind dec. bracht de USSR in korte tijd massaal militair materieel en troepen naar Afghanistan, die op 27 dec. werden ingezet bij een staatsgreep tegen president Amin. Babrak Karmal, vice-premier onder Taraki, werd de nieuwe sterke man.

Volgens westerse waarnemers bestond de Russische troepenmacht in Afghanistan begin 1980 uit ca. 50000 man en 1000 tanks. Een van de redenen voor de komst van de Russische troepen zou zijn geweest het verschaffen van militaire steun aan de Afghaanse strijdkrachten, die in gevechten gewikkeld waren met diverse opstandige moslimgroeperingen, die tegen de communistische koers van de jongste Afghaanse regeringen waren gekant. Maar de Russische troepen met de overgebleven Afghaanse militairen slaagden er niet in het verzet van de moslimrebellen te breken, die opriepen tot een heilige oorlog om de Sovjettroepen uit Afghanistan te verdrijven. In de loop van 1980 zijn 750000 Afghanen naar Pakistan en 200000 naar Iran gevlucht. Er zijn 300000-400000 gewapende opstandelingen, die merendeels in Afghanistan zelf hun bases hebben. Op 9.1.1980 maakte de Afghaanse regering bekend dat sinds 27.2.1979 ca. 6000 politieke gevangenen waren vrijgelaten.

Afghaanse en diplomatieke bronnen meenden dat er nog wel 12000-15000 politieke gevangenen verspreid over het land in hechtenis konden zitten. Ook werd van die kant gemeld dat geheime terechtstellingen van politieke gevangenen voortduurden en dat de slachtoffers in massagraven werden bijgezet. Op 21.2.1980 schatte het Amerikaanse Ministerie van Defensie het aantal Russische troepen in Afghanistan op 70000. De Russische invasie in Afghanistan leidde tot een Koude-Oorlogstemming tussen de USSR en de VS. LiTT. L.Adamec, Afghanistan’s foreign affairs to the mid-twentieth century: relations with the USSR, Germany and Britain (1974); M.S.Sarwari, Zwischen Tradition und Modernisierung (1975).